Door schaych Bin Baaz rahiemehoellaah.
O jullie die geloven, gehoorzaamt Allaah en gehoorzaamt de Boodschapper en degenen (Moslims), die onder u gezag hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allaah en Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allaah en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste. [4:59]
Deze aayah legt de verplichting uit van gehoorzaamheid aan de drager van de zaak (waliyyul-amr), en dat zijn de leiders en de geleerden. In de authentieke Soennah komt het voor dat de Boodschapper van Allaah (sallallaahu 'alayhi wa sallam) verklaarde dat dit gebod een plicht is, en het is een verplichting in (al) het goede.
De teksten van de Sunnah verklaren de betekenis van deze aayah door te verwijzen naar gehoorzaamheid aan hen in hetgeen wat goed is. Daarom is het voor de Moslims verplicht om de leiders (wulaatul-umoor) te gehoorzamen in het goede, niet in het slechte. Dus als hij u zonde beveelt, gehoorzaam hem dan niet in zonde. Maar dit is geen reden om tegen hem in opstand te komen, vanwege de uitspraak van de Profeet (sallallaahu ' alayhi wa sallam);
Wie er iets van zonde ziet bij zijn leider, laat hem dan hetgeen haten dat zich voordoet (als gevolg) door zonde. En laat hem niet zijn hand uit de gehoorzaamheid halen, want wie er ook zijn hand verwijdert uit ongehoorzaamheid en zich afscheidt van de Jamaa'ah (gemeenschap), dan sterft hij de dood van Jaahiliyyah (pre-islamitsche tijd van onwetendheid). [2]
En de Profeet (sallallaahu 'alayhi wa sallam) heeft gezegd:
De persoon moet gehoorzamen in hetgeen waarvan hij houdt, en in hetgeen hij haat, in gemak en in ontbering, in bereidheid en in tegenzin; behalve wanneer hij wordt bevolen om ongehoorzaam te zijn aan Allaah. Dus als hij met ongehoorzaamheid aan Allaah wordt bevolen, zou hij niet moeten luisteren noch gehoorzamen. [3]
En de Metgezellen vroegen hem: O Boodschapper van Allaah! Toen u meldde dat er leiders zullen zijn - '(waarbij) u sommige dingen zult goedkeuren van hen, en andere dingen afkeurt' - Zij zeiden: Dus wat beveelt u ons (om dan) te doen?
Hij (sallallaahu 'alayhi wa sallam) zei: Geef hen hun recht, en roep Allaah aan, want Hij is met jullie.
Ubaadah (radiyallaahu 'anhu) heeft gezegd, Wij gaven de eed van trouw aan de Boodschapper van Allaah (sallallaahu' alayhi wa sallam) dat wij ons niet tegen het bevel zouden verzetten, noch tegen zijn mensen.
Hij (sallallaahu 'alayhi wa sallam) zei; Behalve als u duidelijke ongeloof (kufaran bawaahan) waarneemt, waarvoor u een bewijs hebt van Allaah. [4]
Dit bewijst dat het niet toelaatbaar voor hen was om zich tegen de leiders (wulaatul-umoor) te verzetten, noch in opstand tegen hen te komen, behalve als zij duidelijke ongeloof van hen opmerkten waarvoor zij een duidelijk bewijs van Allaah hadden, en niets minder. Aangezien het in opstand komen tegen de leiders de oorzaak is van grote verdorvenheid en kwaad. Aldus wordt hierdoor het vertrouwen verraden, en de rechten genegeerd, en de preventie van de agressor wordt niet makkelijker gemaakt, noch worden de onderdrukten geholpen; en de wegen zijn misleid, onbetrouwbaar. [5]
Dus het in opstand komen tegen de leider is de oorzaak voor grote verdorvenheid en kwaad, behalve als de Moslims duidelijk bewijs zien van hen waarvoor zij een bewijs van Allaah hebben, dan is er geen probleem wanneer zij in opstand tegen deze leider komen om hem te verwijderen, als zij de bevoegdheid/macht hebben dit te doen. Maar wanneer zij niet de bevoegdheid/macht hebben om dit te doen, dan moeten zij niet in opstand komen, of anders zal hun opstand de oorzaak zijn voor een nog groter kwaad. Dus moeten zij niet in opstand komen uit overweging voor de veiligheid van de gemiddelde burger. En de Sharee'ah principe waarover er ijmaa' (consensus) is: is dat het niet toelaatbaar is om een kwaad te verwijderen met een nog groter kwaad. [6]
Eerder is het verplicht om het kwaad te voorkomen door het te verwijderen. Voor wat betreft het voorkomen van kwaad met een nog groter kwaad, dan is dat niet toelaatbaar, met consensus van de Moslims. Dus als deze groep wenst de leider die duidelijke ongeloof heeft begaan te verwijderen, en de bevoegdheid/macht heeft om hem te verwijderen, en hem te vervangen met een goede oprechte leider, zonder dat het een groter kwaad en corruptie teweeg brengt voor de Moslims, en een groter kwaad dan deze leider, dan is er geen probleem. En in het geval wanneer opstandigheid een grotere verdorvenheid veroorzaakt, en het vertrouwen wordt verraden, en de mensen onderdrukt worden, en zij die vermoord worden terwijl zij dat niet verdienen, en andere grotere kwaadaardigheden dan dit, dan is het niet toegestaan. [7]
In plaats daarvan is het verplicht om geduldig te volharden, en om te luisteren naar en te gehoorzamen in dat wat goed is, en om de leiders in oprechtheid te adviseren, en hen uit te nodigen (da'wah) naar het goede, en ernaar te streven om het kwaad te voorkomen en het goede te vermeerderen. Dit is het juiste pad dat verplicht is om te bewandelen, omdat hierin het algemeen belang van de Moslims zit; en omdat hierin de afname van het kwaad en de toename van het goede ligt; en omdat hierin het vertrouwen en de veiligheid van de Moslims tegen een groter kwaad ligt. [8]
Voetnoten:
[2] Boekhaarie (13/15) & Muslim (1849)
[3] Boekhaarie (4/203)
[4] Muslim (6/17)
[5] 'Umar ibn Yazeed zei: Ik heb al-Hasan al-Basree gehoord in de tijd van Yazeed ibnul-Mahlab, en er kwam een groep mensen naar hem. Aldus beval hij hen om in hun huizen te blijven en hun deuren te sluiten. Vervolgens zei hij: "Bij Allaah! Als de mensen geduld hebben wanneer zij getest worden door hun onrechtvaardige leider, zal het niet lang duren voordat Allaah een uitweg voor hen maakt. Echter, zij haasten zich altijd naar hun zwaarden, dus worden zij overgelaten aan hun zwaarden. Bij Allaah! Niet voor ook maar één dag brachten zij iets goeds voort." (Overgeleverd door ibn Sa'd in at-Tabaqaat (8/164), en door ibn Abee Haatim in zijn Tafseer (3/178).
[6] Imaam as-Suyooti zei in al-Ishbaah wan-Nadhaa'ir (pag. 87), "Het voorkomen van mafsadah (kwaad) heeft voorrang boven het teweegbrengen van maslahah (voordeel)." En Shaykhul Islaam ibn Taymiyyah (stierf 728H) rahimahoellaah, zei in al-Hisbah fil Islaam (pag. 124); "Het aansporen tot het goede zou niet mogen leiden tot het verlies van een betere "goede", noch een oorzaak zijn voor een groter kwaad (dan ervoor). Evenzo, het verbieden van het slechte zou niet mogen leiden tot een grotere "slechte", noch tot het verlies van een betere "goede"."
[7] Imaam Aboe Bark al-Aajuree (stierf 360H) rahimahoellaah zei: "Het is niet toegestaan voor degene die de opkomst waarneemt van een khaarijee die in opstand komt tegen de leider - of dat hij nu rechtvaardig is of onderdrukkend, deze persoon is dus in opstand gekomen en heeft een groep achter zich weten te scharen, heeft zijn zwaard getrokken en het doden van de Moslims toegestaan - het is niet gepast voor degene die dit ziet, dat hij misleid wordt door de recitatie van de Qor-aan door deze persoon, (door) de duur van het staan in het gebed, noch (door) zijn constante vasten, noch (door) zijn goede en hoogstaande woorden van kennis, wanneer het hem duidelijk is dat de manier en methodologie van deze persoon die van de Khawaarij is."
[8] Imaam 'Abdur-Rahmaan ibn Naasir as-Sa'dee (stierf 1376H) rahimahoellaah zei: "Wat betreft advies voor de Imaams van de Moslims - en zij zijn hun leiders, van de hoofdleider tot de ministers en rechters, tot iedereen die over hen aangesteld is met een algemene of specifieke leiderschap - dan wordt er geloofd (i'taqad) in hun leiderschap, en wordt er naar hen geluisterd en worden zij gehoorzaamd. En het omvat het oproepen van de mensen om hetzelfde te doen, en te streven volgens wat mogelijk is om hen te leiden. En om hen over alles in te lichten dat hen van voordeel is en dat de mensen van voordeel is, en voor de vaststelling van hun verplichting." Verwijs naar Bahjatul Quloobil Abraar pag. 19.
0 reacties:
Een reactie posten